Volksgemeinschaft

- Yg. 1930, nr. 10 -

Volgens de nationalistische ideologie bestaat het "huis" van de mensen uit gemeenplaatsen waarin de leden van de patriottische verenigingen mogen ravotten. Iedereen die niet meedoet, behoort tot de ontwortelde massa en is in wezen on-Duits. Ook in de provinciestad X heeft zich uit alle lagen van de bevolking zo'n nationaal bolwerk gevormd; ze ontmoeten elkaar daar van tijd tot tijd om de enige vertegenwoordigers van de goede oude tijd te zijn die protesteerden tegen de massa en klassenwaanzin van de moderne tijd in openbare bijeenkomsten. Onder de aanwezigen zijn er bijvoorbeeld:

De huiswerker A. Ze houdt zich bezig met kralenwerk en verdient in het uur 10 tot 16-centen; hun woning bestaat uit een gepleisterde, niet-verwarmbare kamer; hun opleiding komt uit het leesboek van de katholieke basisschool; hun religiositeit staat in de zondagkranten.

Luitenant-generaal B. Hij ontvangt van de Republiek een jaarlijks pensioen van 14.000 Mark en geniet nog steeds rente over een klein fortuin; het appartement voor het gezin van twee bestaat uit zes kamers met badkamer en andere accessoires; de opleiding ruikt naar Kadettenhaus, getemperd door een bezoek aan de Stammtisch in Hotel Y; Religiositeit: Wotan cult.

De fabrieksarbeider C. Hij ontvangt in de fabriek een uurloon van 80 Pfennig, waarvan de sociale bijdragen nog steeds achterblijven. Het appartement voor zijn gezin van vijf bestaat uit een grote en een kleine schuine kamer en keuken delen; Onderwijs: protestantse basisschool plus patriottische pers; Religie bestaat uit het streven om in alle gevallen te worden herinnerd in de ondersteunende organisaties van de gemeente.

De pastoor D. Hij ontvangt een maandsalaris van ongeveer 800 Mark en heeft recht op een pensioen; zijn officiële woning bestaat uit een ruim vrijstaand huis met tuin en voldoende accessoires; zijn opleiding: academisch; zijn religiositeit: natuurlijk.

De boer E. Hij krijgt een uurloon van ongeveer 24 Pfennig; het appartement voor zijn gezin van zeven bestaat uit een woonkamer en twee gepleisterde kamers; zijn opleiding: dorpsschool plus 11 jaar thuiskalender; haar religiositeit: natuurreligie met een respectvol beeld van traditiebewustzijn.

De Kommerzienrat F. Hij is lid van de Raad van Commissarissen en heeft een jaarinkomen van ongeveer 100.000 Mark; hij bezit een villa met 11-kamers en een kleiner bediendengebouw; zijn opleiding bestaat uit een donkere herinnering aan het Gymnasium plus het lezen van het Scherl-magazine en de vakpers; zijn religiositeit bereikt zijn doorbraak alleen op feestdagen.

Op het eerste gezicht lijkt het zeker alsof deze mensen niets “gemeen” hebben, maar wanneer de keynote speaker spreekt van een linkse en veelal Joods ogende vijand die “het” wil stelen, waar hij het natuurlijk mee eens is Samenhang van de vereniging zal nooit slagen, dan breekt deze gemeenschappelijke grond uit in een tumultueus enthousiasme, en iedereen zweert in heilige woede om de vlag van oprechte Duitser in zijn kant te houden. Pas als ze thuis zijn, op zolder, in de parochietuin, in het paleis, vragen ze zich af wat ze moeten ophouden en weten ze het antwoord niet.

1930, 10 Kurt Debil