Van de honger

- Yg. 1925, nr. 27 -

In een toespraak tot vertegenwoordigers van de opwaardeerorganisaties zei de heer von Hindenburg onder meer: ​​“Over het algemeen ben ik verre van deze vraag ... ik heb zelf mijn fortuin verloren. Als ik mijn pensioen niet had gehad, en dat was voldoende, dan had ik ook moeten verhongeren. '

Denk maar aan: hij stierf ook bijna uitgehongerd! Wat een heldendom! Hij leerde bijna hoe het grootste deel van de mensen, aan wiens hoofd hij staat, zich voelde in de inflatoire periode en zelfs daarvoor, in de oorlogsjaren. Bijna - over het haar; maar dat is het; Het is dit kleine haar dat het verschil maakt: dat ze nooit volledig en werkelijk door hetzelfde lot worden gegrepen als de rest van de mensen - dat scheidt onze heersers, gezaghebbende en prominente, van de mensen. Je zit altijd gewoon in de bioscoop en kijkt naar de film "Die Trödie Deutschlands". Waar onze mensen sterven op het open podium, daar zitten ze met de rest van de mensen buiten Duitsland als toeschouwers.

De heer von Hindenburg stierf bijna uitgehongerd. En hij is naïef genoeg om dat te beschouwen tegen die mannen die hem om hulp zijn komen vragen omdat ze uitgehongerd waren, echt uitgehongerd, zeer prozaïsch en zonder de pathos die in zo'n 'bijna' schuilt.

De heer von Hindenburg had zijn pensioen; "En dat was genoeg". Een waar woord! Eerder dan alle legerrapporten die de Hindenburg-compagnie ooit de wereld in heeft gestuurd. Heeft de Duitse held met het toereikende pensioen en het opgewaardeerde salaris van de Reichspräsident zich ook afgevraagd of de pensioenen van zijn "helden", de muscats, die in de wereldoorlog vergaan, ook "toereikend" zijn? O ja, mijnheer de Voorzitter: in grote lijnen bent u ver verwijderd van deze vraag. U moet het met u eens zijn [...]

1925, 27 Mara Bu