socialisme

- Yg. 1929, nr. 32 -

Een medewerker onder de lezers van de Sonntags-Zeitung schreef me lang geleden een brief met de woorden: Geloof je in socialisme? Zo ja, wanneer zijn we klaar voor het socialisme?

Aangezien ik mezelf altijd een socialist ben te midden van de sociale orde van vandaag, en erover nadenk zolang we geen socialistische sociale orde hebben, geef ik niet zonder voorbehoud toe dat ik tot op de dag van vandaag geen antwoord op deze vragen heb gevonden. Je lijkt een verdachte gelijkenis te hebben met de kwestie van God en het eeuwige leven, dat ik ook niet weet; wat ik echter voorzichtig ben om te ontkennen, want ik kan bijna zeker aannemen dat de vragensteller iets zal bedenken dat ik afwijs. Mijn vriend, die informeerde naar mijn geloof in socialisme, begrijpt waarschijnlijk ook een soort koninkrijk van God op aarde waar niemand iets meer wil. In dat geval zou ik al mijn levensverwachting tegen de wind in moeten gooien, als ik ja wilde zeggen.

Nee, ik geloof niet in een socialisme waarvoor men eerst "rijp" moet worden. Maar ik ben een socialist, want ik haat en veracht deze samenleving waarin de drones mogen leven van de uitbuiting van bijen, en ik kan niets inefficiënter bedenken dan het economische apparaat dat voor dit doel in beweging wordt gezet. Ik ben ervan overtuigd dat een rechtvaardige orde en een zuiniger economie mogelijk zijn zonder dat mensen eerst engelen hoeven te worden.

Juist omdat mensen geen engelen zijn, moet de zogenaamde 'vrije' economische orde waarin we leven, worden vervangen door een gebonden waarin iedereen, of hij het leuk vindt of niet, zijn bediening moet vervullen en in wie de goederen niet in het niets, maar volgens een gegenereerd en gedistribueerd plan. Op weg naar dit doel durf ik geen mening te uiten die zou kunnen beweren alleen te zijn. Ik denk niet dat het onmogelijk is dat er verschillende manieren zijn om dat te doen, zelfs niet via omwegen. Ik verwelkom elke benadering van het doel, uitgaan waar het naartoe wil; en wantrouwen elk isme dat beweert de patentoplossing op zak te hebben. (Ook marxisme.) In het bijzonder ben ik geenszins duidelijk over de vraag of de implementatie van socialisme wordt geconditioneerd (en gegarandeerd) door een gewelddadige, bloedige revolutie. De geschiedenis leert echter dat heersende klassen hun macht niet vrijwillig opgeven. Maar ik weet niet of dat verhaal al lang genoeg aan de gang is om te beweren dat wat in beide richtingen is geweest, altijd zo moet zijn.

*

Alle min of meer aangeleerde burgerlijke bezwaren tegen het socialisme komen voort uit een wortel waarvan de populaire formule is dat, aangezien niet alle mannen gelijk zijn, ze niet allemaal hetzelfde bedrag willen. Tegen de democratie, die politiek wilde 'egaliseren', argumenteerden zij destijds op dezelfde manier. Hun vertegenwoordigers hebben terecht geantwoord dat ze niet alles willen verzachten, maar iedereen dezelfde start willen geven. Wat moet de socialist op deze beschuldiging beantwoorden?

Het is waar dat niet alle mensen hetzelfde zijn, net zo weinig als alle boombladeren, alle katten of alle insecten. Maar tot op zekere hoogte zijn ze allemaal hetzelfde: iedereen moet eten als ze honger hebben, iedereen moet zich kleden en een dak boven hun hoofd hebben als ze niet bevriezen, en ze moeten allemaal sterven als ze ziek of oud zijn. Zolang dit zo is, zolang elke menselijke samenleving de plicht heeft om hun individuele leden te beschermen tegen honger en vorst en te zorgen voor ziekte en ouderdom, en het recht om het nodige werk aan iedereen te verspreiden; omgekeerd heeft elk lid van de samenleving het recht om de zekerheid van zijn bestaan ​​te claimen en de plicht om zijn deel van de inspanning te leveren die daarvoor nodig is. Voor de kleinste sociale groep, het gezin, wordt dit als vanzelfsprekend beschouwd zonder dit socialisme als zodanig te noemen. Zelfs in de coöperatie van het Oud-Germaanse dorp en in de middeleeuwse stad was er dit socialisme. Tegenwoordig behoren wij naar beste vermogen tot grotere maatschappelijke organisaties. Is het niet vanzelfsprekend dat zelfs die plicht en dat recht eraan moeten worden overgedragen?

Niemand heeft dit zo overtuigend onderbouwd en tegelijkertijd is de technische implementatie van de vraag zo volledig doordacht als de Weense ingenieur en socioloog Popper-Lynkeus in zijn werk over de "General Nurturing", wiens studie kan worden aanbevolen als toevoeging aan de bijbel van Karl Marxens enkele ijverige socialisten kan zijn. En een andere niet-marxist, die ook niet alleen aan de weg heeft gedacht, maar ook aan het doel, Wichard von Moellendorff, verklaarde jaren geleden in deze krant dat een vier uur durende werkdag voldoende zou zijn om te voldoen aan de behoeften van de hedendaagse samenleving door middel van arbeidsdeling dekken.

*

Op het punt waar mensen ongelijk worden (en ze kunnen dit alleen doen als aan alle dezelfde behoeften is voldaan), houdt de noodzaak en het recht op socialisme op. Vanaf dat moment zou socialisme geen hulp zijn, maar verkrachting. Als er een overkoepelend 'socialistisch' tijdperk zou zijn, wanneer de mensen die nu de strijd van allen tegen iedereen voeren onder de vlag van individualistische 'vrijheid' allemaal in een grote barak zouden moeten leven, dan zou het tijd zijn om het socialisme te trotseren Om gevecht aan te kondigen. Maar daar hoeven we ons vandaag echt geen zorgen over te maken.

1929, 32